Panna cotta, gekookte room, is een eenvoudig en veelzijdig Italiaanse dessert. Het stamt waarschijnlijk uit de middeleeuwen, waar de bewoners van de Piedmonte hun room kookten met suiker. Later werden er visgraten meegekookt, waaruit de gelatine in de room oploste en er een pudding gemaakt werd. Smaakjes als rozenwater werden toegevoegd, wellicht om de vissmaak te verbloemen, maar rozenwater was in de (vroege) middeleeuwen razend populair in meerdere gerechten.
De perfecte panna cotta beweegt als het heupwiegen van een vrouw – een echt Italiaans kwaliteitsbeginsel. Dat betekent dat de hoeveelheid gelatine en de temperatuur van serveren heel nauw komen. De pudding is fragiel, smelt direct in de mond, en de smaak is subtiel, niet overheersend.
Van oudsher wordt vanille als smaakmaker gebruikt. Ook eau de vie (niet te veel) en bloemenwater (roos, oranjebloesem, lavendel) komen in aanmerking.
In recepten wordt vaak ongeveer 12 gram gelatine per liter gebruikt. Een blaadje gelatine (platina kwaliteit) weegt 1,7 gram (een pakje van 12 blaadjes komt overeen met 20 gram gelatine). De hoeveelheid suiker (poedersuiker als je snel wil werken) kun je zelf aanpassen. Niet te koud serveren.
Italianen eten panna cotta van oudsher met hazelnootsaus, caramelsaus, chocoladesaus of een vruchtencoulis
Panna cotta
Bereidingswijze
Lekker om te serveren met aardbeien